04-06-2025 woensdag 4 juni 2025

Profielwerkstuk over wil en wilt levert twee vwo-leerlingen van het Sophianum de KNAW Onderwijsprijs 2025 op

woensdag 4 juni 2025

Zeg je nou jij wil of jij wilt, en is het hij wil of hij wilt? Die ogenschijnlijk simpele vraag vormde de aanleiding voor een bijzonder profielwerkstuk van Amélie Lamers en Linda Martinussen, twee vwo-eindexamenleerlingen van het Sophianum. Hun onderzoek naar het veranderende gebruik van het werkwoord willen leverde hun de prestigieuze KNAW Onderwijsprijs 2025 op in het vwo-profiel Cultuur & Maatschappij.

De KNAW Onderwijsprijs – dit jaar voor de 17de keer uitgereikt – geldt als de hoogste onderscheiding voor profielwerkstukken van vwo-leerlingen. In totaal zonden 168 middelbare scholen 305 werkstukken in. De feestelijke prijsuitreiking vindt plaats op 26 juni 2025 bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap-pen (KNAW) in Amsterdam. Amélie en Linda ontvangen daar elk een studiebeurs van maar liefst € 2000. 

Volgens de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) – de gezaghebbende grammatica van het Nederlands – zijn alleen jij wilt (met een t) en hij wil (zonder t) correct en gebruikelijk. Toch lijken andere vormen, zoals jij wil en hij wilt, steeds vaker op te duiken in het dagelijkse taalgebruik. Voor Amélie en Linda reden genoeg om dit opvallende taalverschijnsel nader te onderzoeken. 

Ze doken onder andere in de taalhistorische achtergrond van het werkwoord willen, dat – net als kunnen, mogen, moeten en zullen – tot de modale hulpwerkwoorden behoort. Deze werkwoorden hebben in de tegenwoordige tijd doorgaans dezelfde vorm voor de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud (bijvoorbeeld ik kan, jij kan, hij kan en ik mag, jij mag, hij mag). Willen wijkt daarvan enigszins af: het is ik wil, hij wil, maar – en dat is een kleine onregelmatigheid – jij wilt.

Waarom eindigt hij wil niet op een t, zoals bij gewone werkwoorden als hij loopt en hij zegt? Dat komt doordat hij wil oorspronkelijk geen gewone tegenwoordige tijdsvorm is. Het is een oude wensvorm – in vaktaal: een optativus of conjunctivus – van het middeleeuwse werkwoord wellen (‘kiezen’), dat verwant is aan het Duitse wählen. In zulke wensvormen van werkwoorden veranderde de klinker van de stam vaak (zoals hier van e naar i), en werd er een slot-e (dus geen slot-t) achter de stam toegevoegd. De oorspronkelijke wensvorm van het werkwoord wellen in de derde persoon enkelvoud luidde dan ook hi wille. In de loop der tijd verdween die slot-e, en bleef hi wil over – nog steeds zonder t. In modern Nederlands werd hi wil simpelweg hij wil. We vinden die oude wensvorm met een e en niet een t achter de stam trouwens nog terug in vaste uitdrukkingen als “Hij leve hoog” en “God geve ons vrede”. 

Tegenwoordig hoor je echter steeds vaker hij wilt en jij wil. In een artikel uit 2021 stelt taalkundige prof. dr. Hans Bennis dat dit vermoedelijk komt doordat taal de neiging heeft te vereenvoudigen en onregelmatigheden wil wegwerken. Bij willen spelen volgens hem twee taalvereenvoudigende krachten een rol. Enerzijds zijn er sprekers die het werkwoord willen behandelen als een modaal werkwoord met één vaste vorm: ik wil, jij wil, hij wil – wat de opkomst van jij wil zou verklaren. Anderzijds zijn er sprekers die willen vervoegen als een gewoon werkwoord: ik wil, jij wilt, hij wilt – en daarmee is het ontstaan van hij wilt verklaard. Aan het slot van zijn artikel pleit Bennis voor verder onderzoek naar het gebruik van jij wil, jij wilt, hij wil en hij wilt. Amélie en Linda hebben aan die oproep gehoor gegeven.

Amélie en Linda onderzochten hoe 288 leerlingen van het Sophianum wil en wilt gebruiken. Hun bevinding? De ‘officiële’ vormen (jij wilt, hij wil) zijn nog steeds gangbaar, maar de ‘afwijkende’ vormen winnen terrein. Vooral onder de jongere leerlingen neemt het gebruik van jij wil en hij wilt duidelijk toe. Het resultaat van hun onderzoek is een boeiend en zorgvuldig uitgevoerd werkstuk over een taalverandering die zich lijkt te voltrekken zonder dat we er erg in hebben. De toekenning van de KNAW Onderwijsprijs onderstreept zowel het hoge niveau van dit onderzoek als het belang van taalbeschouwing in het onderwijs.

Amélie en Linda kregen bij hun onderzoek enkele waardevolle tips van taalprofessoren prof. dr. Nicoline van der Sijs en prof. dr. Frans Hinskens. Het profielwerkstuk werd begeleid door dr. Ben Salemans, docent Nederlands aan het Sophianum.

Lees het volledige profielwerkstuk van Amélie Lamers en Linda Martinussen.

Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs

uitstekend onderwijs

>23500

leerlingen

> 30

locaties

> 2900

medewerkers